Meer politieke aandacht nodig voor de digitale nieuwkomers
Op het eerste gezicht lijkt het beter te gaan. Digitalisering en de digitale economie zijn onderwerpen die steeds belangrijker worden in politiek Den Haag. Maar er blijven nog zorgen over de invoering van de Sleepwet. Ook blijven kansen onbenut in de digitale ambities van het Kabinet. Executive People sprak hierover met Michiel Steltman, directeur van de Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL).
Er is in het hele wetgevingstraject veel commotie geweest over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, ook wel bekend als de Sleepwet. “Als sector waren we daarover realistisch”, zegt Michiel Steltman, directeur van DINL. “We gingen er steeds van uit dat die wet er gewoon zou gaan komen want er is noodzaak voor vernieuwing. Maar de vraag is of er nog ruimte is voor aanpassingen en verbeteringen. Dat effect zal waarschijnlijk beperkt zijn. Ondanks het feit dat D66 aanvankelijk tegen de wet heeft gestemd, is er in het regeerakkoord uiteindelijk weinig aan die wet gerepareerd. Dat is mager, dus kun je er niet veel van verwachten.”
Hij is zich eind vorig jaar dan ook gaan richten op de effecten van die wet. “De nieuwe bevoegdheden zijn er, maar de zorgen blijven. Wat betekent dit dan voor de betrokken bedrijven? Waar krijgen ze concreet mee te maken? Want ze hebben klanten in de samenleving die bezorgd zijn, maar aan de andere kant zijn ze feitelijk een verlengstuk van de overheidsdiensten geworden. Ze zijn verplicht iets te doen, en ze moeten dat ook nog eens geheim houden.”
Gesprek
Hij vervolgt: “Dat is een rare spagaat. Ze zitten klem tussen wat ze moeten doen van de overheid, en wat hun klanten juist niet willen. Enkele grote bedrijven hebben eigen contacten en juristen. Maar voor de kleine bedrijven moeten we met de diensten in gesprek gaan. De online dienstverleners zijn niet de verdachte partij, maar moeten straks wel sommige zaken gaan uitvoeren – daartoe verplicht de wet hen. En dat gesprek vindt tot nu toe nog steeds niet plaats. De inlichtingendiensten houden traditioneel de luiken stijf dicht, maar dat kan niet meer. Ze krijgen er als het ware tienduizenden medewerkers bij, het is dus in ieders belang dat er een gesprek gaat plaatsvinden met de sector over hoe dat precies uitpakt.”
Daarnaast is er de kwestie van verantwoording afleggen en het maken van rapportages achteraf over de inzet van die bevoegdheden. “Levert het iets op, waarom doen we dit, en hoe vaak. Daar vraagt de samenleving om. Dat hoort ook bij goed toezicht. ‘Vertrouw ons maar gewoon’ is niet voldoende. De overheid heeft in deze kwestie niet handig geacteerd door zich op het standpunt te stellen dat we ze gewoon moeten vertrouwen, voorbijgaand aan het sentiment dat het wel gaat om de privacy, de data en het leven van alle inwoners van Nederland.”
“Beter was het geweest als ze in een vroeg stadium met iedereen in gesprek waren gegaan. Dan was het veel beter gelopen, want iedereen begrijpt dat de diensten wel iets moeten kunnen, dat is het probleem niet. Maar de omvang en reikwijdte van de bevoegdheden was niet voor iedereen vanzelfsprekend, en het toezicht rammelde. Dan vraag je om maatschappelijke weerstand.”
Digitale Agenda
Het regeerakkoord spreekt over een ambitieuze digitale agenda, omdat Nederland digitale koploper moet worden. “Dat proces loopt, en we zien goede ontwikkelingen. Maar we blijven kritisch kijken naar de keuzes die uiteindelijk worden gemaakt. Agenda’s krijgen meestal het profiel van de stakeholders die in het proces worden betrokken. Dan loop je het risico dat je sommige nieuwe ontwikkelingen slechts als randvoorwaarden ziet. En dat sluit niet helemaal aan bij de feitelijke situatie. Er is namelijk sprake van twee soorten innovatie, met elk een volstrekt eigen dynamiek.”
“De eerste vorm is het klassieke automatiseren, waarbij bestaande bedrijven nieuwe technologie inzetten om hun concurrentiepositie te verbeteren. Dus slimme dingen doen, kosten besparen, efficiënter werken. De andere vorm van innovatie is die van de start ups en de scale-ups die volledig nieuwe dingen doen. Dat zorgt voor disruptie. Zij doen zulke nieuwe dingen dat een deel van de bestaande bedrijven zelfs helemaal verdwijnt. Kijk naar de klassieke retail, die verdrongen wordt door webwinkels.
Economisch effect
“Dit nieuwe type innovatie roept soms weerstand op door zorgen over de effecten. Dan gaat beleid al snel over de bedreigingen in plaats van de over de kansen” . Het lijkt dan of de kansen zitten bij het traditionele bedrijfsleven, zij willen slimme dingen doen. Maar dat gaat voorbij aan het positieve economische effect van de tweede vorm van innovatie. XDie is groot. Het CBS heeft berekend dat het aantal bedrijven dat in die tweede categorie valt een aantal heeft van 50.000 die in de afgelopen tien a twintig jaar zijn ontstaan. Zij verdienen hun geld volledig met online-activiteiten, waarbij ze 110 miljard euro per jaar bijdragen aan de economie, en werk verschaffen aan 350.000 mensen. Ze groeien 6 tot 9 procent per jaar. Dat kun je niet negeren.”
“Die nieuwe sectoren zijn in Nederland zo succesvol, omdat wij een digitale mainport hebben, met een infrastructuur die dit alles mogelijk maakt. Veel andere landen hebben dat niet, en zij hebben dan ook niet zo’n succesvolle innovatieve sector. Maar in de digitale agenda’s staat daar, tot nu toe, nog niks over. De kansen en bedreigingen die erin staan hebben met traditionele vraagstukken te maken. Dat is begrijpelijk, maar je kunt niet zomaar veronderstellen dat dit tweede type innovatie dan ook vanzelf goed blijft gaan.”
Zorgen
Wat er op die agenda zou moeten staan is bijvoorbeeld, om het aantrekkelijk te maken, durfkapitaal aantrekken. Ook is het fiscaal niet aantrekkelijk voor start ups om optieregelingen op te zetten, wat in Silicon Valley bijvoorbeeld zoveel succes heeft. Subsidieregelingen zijn onnodig ingewikkeld. En er is vaak pas in tweede instantie aandacht voor de effecten op kleine bedrijven van regels die voor de grote partijen worden bedacht. Dat gaat vooral in Brussel zo. De nieuwe “digital natives” zijn voor het overgrote deel kleine bedrijven. De Nederlandse overheid moet zich dus veel sterker inzetten voor de belangen van die startups en scale ups.
“De overheid wijst wel op innovatie in Eindhoven, maar dat is slechts één regio, terwijl er in heel Nederland innovatie plaatsvindt. Over het geheel genomen zetten innovatie-agenda’s alleen in op de randvoorwaarden voor traditionele automatisering. Dat is waar wij ons als sector op dit moment wel zorgen over maken.”
Spreekbuis
Omdat de start up-sector relatief nieuw is, zijn ze nog niet echt goed vertegenwoordigd in Den Haag. Nu pas begint dat voorzichtig op gang te komen. “Veel nieuwe bedrijven voelen zich bij de traditionele sectoren en hun koepels niet zo goed thuis. Zij hebben dan ook geen spreekbuis, dus zijn hun issues minder zichtbaar voor politici in Den Haag. In DINL verband werken we samen om dat te verbeteren.”
“Wanneer we het verhaal vertellen aan politici herkennen ze dit gelukkig wel. Maar het vereist een lange adem om dit overal duidelijk te maken, om te vertellen hoe anders die innovatieve, disruptieve bedrijven zijn. Het is mooi dat het verhaal wordt erkend, maar die herkenning omzetten in beleid vereist een lange adem. Als DINL hebben we wat dat betreft nog wel wat te doen.”