Benelux is Europese voorloper in flexibel werken en thuiswerken
De Benelux-landen zijn een voorloper op het gebied van flexibel werken en thuiswerken. De Benelux staat samen met de Scandinavische landen en Oostenrijk in de top drie. Op de meeste vragen, die inzicht geven in de acceptatie van thuiswerken, scoort de Benelux gemiddeld. Benelux-managers hebben echter het meest vertrouwen in de effectiviteit van thuiswerken. Ook beoordelen zij hun ervaringen met thuiswerken als positief. Opvallend is dat 58% van de Benelux-respondenten die niet thuis kunnen werken aangeeft dat dit mede door beperkte IT-voorzieningen komt. Het Europese gemiddelde is 40%.
Dit blijkt uit een analyse van de Benelux-resultaten van een IDC-onderzoek onder HR-professionals en lijnmanagers. Het onderzoek van IDC toont duidelijk de toegevoegde waarde van flexibel werken voor organisaties aan. Zo blijkt er een positief verband te bestaan tussen het geluksgevoel van medewerkers en de acceptatiegraad van flexibel werken in organisaties. Toch maakt het onderzoek ook duidelijk dat de snelheid van acceptatie van flexibel werken in de diverse Europese landen behoorlijk verschilt. De laagste acceptatie van flexibel werken is zichtbaar in de Centraal- en Oost-Europese landen en in Groot-Brittannië. Van de respondenten in Polen mocht bijvoorbeeld minder dan 50% thuiswerken, terwijl het percentage in de Scandinavische landen maar liefst 87% bedraagt.
Nederland scoort hoog met BYOD
Over alle landen gerekend staat 71% van de organisaties thuiswerken toe, terwijl 78% het werken op afstand toestaat. Slechts 53% van de bedrijven heeft flexibele kantoorconcepten ingevoerd. Bring Your Own Device (BYOD) is in iets meer dan de helft van de organisaties toegestaan. Nederland scoort met een percentage van 67% wat dat betreft zeer hoog.
In de Benelux is flexibel werken en thuiswerken inmiddels behoorlijk ingeburgerd. Zo’n 74% van de ondervraagden is voorstander van flexibel werken en 49% vindt thuiswerken fijn. Zo’n 60% van de werknemers werkt regelmatig thuis, maar de meesten minder dan 50% van de werktijd. Toch is er ook een aantal categorieën waarvoor men flexibel werken minder geschikt vindt: topmanagers, personeel met operationele functies en medewerkers in de industrie en logistiek. Hoewel de meerderheid van de respondenten tevreden is over zowel hun werkgever als de werksituatie en hun werkgever bij anderen zouden aanbevelen, is de ‘hapiness score’ in de Benelux met 67% een fractie lager dan het gemiddelde (71%).
Beoordeling en samenwerking
Volgens het onderzoek worden jaarlijkse en halfjaarlijkse functionerings- en beoordelingsgesprekken nog steeds door tweederde van de Europese bedrijven gehouden. Toch lijken regelmatige of doorlopende beoordelingsprocessen met het oog op personeelsontwikkeling (45%) en de evaluatie van prestaties (28%) populairder te worden. Europese bedrijven vinden goede samenwerking steeds belangrijker. De meerderheid van de respondenten vindt dat hun medewerkers goed zijn in samenwerking (78%) en het op zich nemen van nieuwe verantwoordelijkheden (75%).
Er moeten echter nog stappen worden gezet voor het beter faciliteren van samenwerking. Vooral lijnmanagers lijken minder vaak voorstander te zijn (65%) van teamleden die solliciteren op functies buiten hun eigen afdeling dan HRM-managers (83%). Daarnaast is minder dan de helft (47%) van de respondenten het erover eens dat het bedrijf systemen heeft die samenwerking bevorderen. Het onderzoek toont aan dat in bedrijven met hogere groeicijfers meer vormen van samenwerking voorkomen.
Feedback en inspraak door medewerkers
De Benelux-respondenten antwoordden op vragen over beoordeling en samenwerking redelijk in lijn met de gemiddelden. Toch kan men concluderen dat managers van bedrijven in de Benelux over het algemeen meer waarde hechten aan feedback en inspraak door medewerkers. Dat komt met name tot uiting in het vragen om feedback van medewerkers tijdens beoordelingsgesprekken maar ook bij andere gelegenheden. Samenwerking en onderlinge kennisuitwisseling worden actiever aangemoedigd en medewerkers worden bovendien meer uitgedaagd om nieuwe taken en verantwoordelijkheden naar zich toe te trekken en zelf beslissingen te nemen.
Het onderzoek toont aan dat HR-managers het niveau van steun aan hun lijnmanagers overschatten, maar de frustratie over HRM-processen in hun bedrijf onderschatten. Meer dan 41% van de ondervraagde lijnmanagers is gefrustreerd over de HRM-processen. Omgekeerd ligt het percentage HR-managers dat zich aan lijnmanagers ergert slechts op 32%. Daarnaast is er gebrek aan consensus over de manier waarop het succes van HRM-activiteiten gemeten moet worden. Daar waar de HRM-afdeling meer waarde hecht aan het binden van nieuwe medewerkers, vinden lijnmanagers het snel aanleren van de relevante competenties belangrijker. In de Benelux wordt recruitment door de HRM-managers als belangrijkste taak beschouwd; de lijnmanagers zijn van mening dat administratieve taken met betrekking tot personeel, opleidingen en arbeidsvoorwaarden de belangrijkste taken voor de HRM-afdeling zijn.