VodafoneZiggo Digitaal ontwikkelt snel en veilig met containerplatform OpenShift
Klanten eisen continu nieuwe en verbeterde services. Dat betekent dat digitale afdelingen steeds sneller moeten ontwikkelen om bij te blijven. Daarom experimenteert Jan van Boesschoten van Digital VodafoneZiggo met de ontwikkeling van microservices op containerplatform OpenShift. ‘Nieuwe functionaliteiten kunnen razendsnel live, maar het gebruik ervan door bezoekers kan stapsgewijs ingevoerd worden om het effect van de veranderingen te monitoren
Voor VodafoneZiggo is het belangrijk dat de diensten 24/7 feilloos werken. Maar voor de klanten van VodafoneZiggo zijn stabiele services alleen niet genoeg: zij eisen vernieuwende diensten die aansluiten op hun wensen. Enerzijds houdt de IT-afdeling zich daarom bezig met het up-and-running houden van de bedrijfskritische infrastructuur en anderzijds zorgt het digitale team ervoor dat diensten mee ontwikkelen met de eisen van de klant.
Mee met de klantvraag
Om mee te kunnen ontwikkelen met de klantvraag is het handig dat het digitale team onafhankelijk van de IT-afdeling werkt, vertelt Jan van Boesschoten, manager digital development bij VodafoneZiggo. ‘De IT-afdeling houdt zich bezig met zware processen, zoals het managen van twee miljoen klanten in een database. Veranderprocessen nemen soms maanden in beslag. De ontwikkeltijd van het digitale team moet echter veel lager liggen, willen ze mee kunnen met de klantvraag.’
Daarom experimenteert Van Boesschoten en zijn team momenteel met een tussenlaag, gecreëerd op basis van het containerplatform OpenShift. De middleware, zoals de tussenlaag heet, draait op servers van managed-serviceprovider Basefarm, waar het platform ontdek.ziggo.nl al draaide. ‘Toen wij wilden onderzoeken of een containerplatform iets voor ons was, ging Basefarm net van start met OpenShift. Nu trekken we gezamenlijk op, wisselen we ervaringen uit, en kijken we wat wel en niet werkt. Ze denken mee en we lossen samen eventuele problemen op.’
Middleware opgedeeld in microservices
Van Boesschoten experimenteert momenteel met een tussenlaag opgedeeld in microservices: kleine programmaatjes die één of twee dingen heel goed kunnen. Zoals het opzoeken van een postcode of het ophalen van bepaalde gegevens. Door de microservices aan elkaar, de backend, zoals een database, en de frontend, zoals een website, te koppelen ontstaat een volledig functionerend programma.
De middleware heeft een aantal duidelijke voordelen ten opzichte van het direct koppelen van back- en frontend. Zoals de ontwikkeling van nieuwe functionaliteiten: een aanvullende, nieuwe microservice kan namelijk apart worden ontwikkeld en gekoppeld. Ontwikkelaars hoeven niet meer te wachten totdat de hele oplossing ‘af’ is, maar kunnen een nieuwe microservice direct beschikbaar maken. Daarmee wordt de ontwikkelsnelheid flink verhoogd. Daarnaast kan aan de frontend nieuwe functionaliteit ontworpen worden door verschillende services met elkaar te combineren.
Elke microservice zijn eigen container
Daar komt bij: door het gebruik van OpenShift voor het ontwikkelen van microservices hoeven niet alle gebruikers in één keer over naar een nieuwe functionaliteit. ‘Elke microservice heeft zijn eigen container en deze kan geleidelijk in gebruik worden genomen. Als eerst wordt tien procent van het verkeer erheen geleid, dan dertig, veertig, en als het helemaal goed gaat, zet je ‘m op honderd en gooi je de oude container weg.’
Werkt een service toch niet goed? Dan kan de container weer eenvoudig losgekoppeld worden. ‘Vergelijk het met een kratje bier: je kunt een flesje eruit nemen, opdrinken en weer terugzetten, zonder dat de rest van het bier wordt aangetast.’ Daar komt bij: door de tussenlaag te creëren, zullen ontwikkelaars in de toekomst niet meer direct in de zware, bedrijfskritische systemen werken die door IT worden onderhouden.
OpenShift pas sinds november 2016 in gebruik
OpenShift is in eerste instantie ingezet voor middleware omdat deze services eenvoudiger te ontwikkelen zijn dan de frontend, vertelt Van Boesschoten. ‘Er is alleen code, geen grafische interface.’ Toch wil hij binnenkort onderzoeken of de ontwikkeling van de voorkant van applicaties en webomgevingen ook met OpenShift gerealiseerd kan worden. ‘Dat zal alleen meer uitdagingen met zich mee brengen, want er zijn meer betrokkenen: contenteditors, designers, productowners, ontwikkelaars.’
Het platform is pas sinds november 2016 in gebruik, maar de eerste ondervindingen met OpenShift zijn positief, aldus Van Boesschoten. De ontwikkeling van nieuwe services in de containers is snel en veilig. Hoewel het gebruik van OpenShift vooral experimenteel van aard was, hoopt Van Boesschoten dat het platform steeds vaker ingezet gaat worden. ‘Het voordeel is: we hoeven nooit meer in één keer over. We kunnen alles stap voor stap uittesten.’