Rechter: Coronatoegangsbewijs was niet in strijd met grondrechten
Het coronatoegangsbewijs was geen schending van de grondrechten, oordeelt de rechtbank in Den Haag. Het stelt dat er sprake was van inmenging in de grondrechten, maar dat de overheid daarbij een afgewogen keuze heeft gemaakt.
Het coronatoegangsbewijs was een maatregel bedoeld om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De pas werd ingevoerd in een periode waarin nieuwe varianten van het COVID-19-virus opdoken, en onduidelijkheid bestond over de besmettelijkheid daarvan. Tegenstanders van het coronatoegangsbewijs stapte eind 2022 naar de rechter en stelde dat de overheid de pas heeft ingezet als drukmiddel om mensen tot vaccinatie te dwingen. Zij eisten een schadevergoeding.
De rechter gaat hierin dus niet mee en oordeelt dat het coronatoegangsbewijs een inmenging van de grondrechten was. Dat is alleen toegestaan indien de overheid hiervoor goede aantoonbare redenen heeft. De Staat beargumenteerde dat grondrechten tijdens de COVID-19 pandemie botsen, en de maatregel op basis van advies van deskundigen is ingevoerd en daarnaast tijdelijk van aard was. De rechter oordeelt dat de Staat een afgewogen keuze heeft gemaakt bij de invoering van de coronatoegangsbewijs.