'Innovatie via technologie alleen is te beperkt'
Bij het aanpakken van ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken is aandacht voor sociale en culturele aspecten cruciaal. Dat bleek heel duidelijk tijdens de coronacrisis, waarbij het medisch perspectief te lang leidend was en de sociale effecten van de crisis relatief laat in beeld kwamen. Het kwam ook naar voren in een belangrijk advies van de AWTI (Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie) in het rapport ‘Een vanzelfsprekende verbinding. Veranker SGW-onderzoek in innovatie’. Onder meer raadslid Marleen Stikker was verantwoordelijk voor het advies, dat hamert op het integraal meenemen van sociaal- en geesteswetenschappelijke (SGW-) kennis bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Nu staat vaak technologie voorop bij de aanpak van dergelijke vraagstukken.
'Zonder adequate innovatieve aanpak van dit soort complexe vraagstukken lopen we serieuze risico’s voor het welzijn en de welvaart van Nederland', schreef de AWTI eerder dit jaar in haar rapport. Innovatie omvat namelijk meer dan nieuwe technologie en producten: het gaat ook over nieuwe diensten, ideeën, concepten, processen, methodes, regels of beleid. SGW-onderzoek is daarvoor essentieel, maar nog geen vanzelfsprekend onderdeel van innovatie.
“We hebben vaker adviezen gegeven over transdisciplinaire samenwerking”, zo stelde Stikker onlangs in een interview met Dutch IT Leaders. “Dus over innovaties en innovatiedomeinen -wetenschap, overheid, bedrijfsleven, burgers - bekeken en onderbouwd vanuit diverse perspectieven. Dit advies bouwt hier op voort. Het advies zelf gaat over een multidisciplinaire aanpak, die ook in de opbouw van ons advies zelf terugkomt als een rode draad.”
Verankering in innovatiepraktijk
SWG-onderzoekers - van economen tot psychologen en van juristen tot filosofen – richten zich op de sociale en culturele aspecten van innovatie. Maar hoewel veel van dat onderzoek in Nederland volgens de AWTI van wereldklasse is, lukt het nog niet om dit onderzoek goed te benutten voor slimme en vernieuwende oplossingen. Stikker benadrukte dan ook het belang dat sociaal- en geesteswetenschappelijk onderzoek steviger wordt verankerd in de innovatiepraktijk, om zo het innovatievermogen van Nederland te versterken.
Veel innovaties worden nu nog per discipline bepaald, merkt Stikker, maar je ziet steeds meer trans- of multidisciplinaire aanzetten - zoals de Nationale Wetenschapsagenda. “Dat biedt toch wel een verbindend antwoord, evenals in steeds meer van de calls die uitgezet worden. Er wordt steeds meer gehamerd op het belang van publiek-private samenwerking, in plaats van een focus op alleen fundamenteel of alleen praktisch onderzoek, los van elkaar.”
Ook de samenleving wordt volgens Stikker meer meegenomen in het oppakken van maatschappelijke opgaven, als toevoeging aan de driehoek van overheid, bedrijfsleven en wetenschap. Het innovatiepotentieel van de samenleving – denk aan citizen science – komt steeds meer in beeld. Denk aan energiecoöperaties die zich van onderaf – in wijken of buurten – bezighouden met de energietransitie.
Breder perspectief
Net zoals dit bredere perspectief op innovatievermogen, is er een breder perspectief nodig op wat innovatie drijft, meent Stikker. “Technologie en innovatie zijn geen losstaande objectieve grootheden. Het groeit niet opeens uit de grond en wordt niet over ons uitgestort. Mensen ontwikkelen technologie, die daarmee hun cultuur in zich meedraagt. Onderzoek vindt niet in een vacuüm plaats. Er liggen – cultureel of bedrijfsmatig – altijd bepaalde keuzes ten grondslag aan welke data je met onderzoek wilt vergaren.”
Dit zie je heel goed terugkomen in AI-toepassingen, stelt Stikker. Algoritmen worden getraind op de data die erin gestopt wordt. Heel veel zie je daar bepaalde vooroordelen – bias – in terugkomen. Zoals medisch onderzoek waarin mannen oververtegenwoordigd zijn, waardoor de uitkomsten niet kloppen voor vrouwen. De data die je gebruikt, manifesteert zich in wat eruit komt.
“Hoe breder je perspectief is bij innovatie, des beter kun je niet-technische aspecten ervan invullen. En dat geldt in sterke mate voor het meenemen van het SWG-domein. Bedenk je: AI kan alleen bestaan doordat er geesteswetenschappen bestaan. Een groot deel van AI-ontwikkeling is gebaseerd op linguïstiek: hier komen informatica en geesteswetenschappen bij uitstek samen. En human computing interfacing, dat gaat grotendeels over gedrag: hoe interacteren mensen met computers? Hoe werken dark patterns om mensen in een bepaalde richting te motiveren of manipuleren. Dat is net zozeer gedragsbeïnvloeding als informatica. Je kunt dat niet los van elkaar zien.”
Het interview met Marleen Stikker (AWTI) gemist? Lees het hier terug.